Logo

 

Do
REPORTAGES


Indonesië India
Cambodja


goeroe


hasbi
Hasbi

nazarudin
Nazarudin













   

 

Tsunami: De overlevers van Lampuuk
Het privilege van de weduwnaars


Door de tsunami op tweede kerstdag 2004 raakten tienduizenden Atjeeërs hun vrouwen en kinderen kwijt. Drie jaar later paraderen weduwnaars  met hun baby’s en peuters langs de nieuwe huizen.

Met het visnet tussen zijn armen geklemd koerst Hasbi recht op de grote moskee van het dorpje Lampuuk in Indonesische provincie Atjeh af. Zijn aftandse brommer pruttelt luidruchtig door het lege landschap. Achter hem in de baai van Lokhnga glimt het skelet van de cementfabriek. Nu Hasbi geen boot meer heeft is die baai zijn  favoriete visplek. Daar kan hij wadend door het ondiepe water zijn net uitwerpen.

,,Vandaag vier grote vissen. Genoeg om mijn vrouw tevreden te houden.” Hasbi stokt halverwege. Zijn lach verstart. ,,Mijn nieuwe vrouw,” corrigeert hij zichzelf. ,,Ze had mijn kind kunnen zijn. Ik ben al zestig en zij is pas dertig.” Zwijgend kijkt Hasbi zijn bezoekers aan. Hij gaat de confrontatie niet uit de weg. Hij heeft al alles verloren. Zijn eerste vrouw is opgeslokt door de tsunami golven, net zoals zijn doofstomme dochter, zijn zoon en schoondochter en hun vier kinderen. Hasbi is de enige overlevende van de negen mensen in zijn huishouden. ,,Ik was een flink eind de zee op met de boot. Ik had daar de dag tevoren een grote school vissen ontdekt. Opeens voelde ik een hoge golf, daarna een tweede, alsof ik op een berg werd getild. Ik zag alleen maar strand, een zwarte watermassa met een witte schuim tot aan de heuvels.”  Na zes nog zulke hoge golven, besloot Hasbi voorzichtig naar Lokhnga te varen. Dorpsgenoot Nazaruddin volgde in zijn kielzog. Andere vissers dichter bij de kust hadden minder geluk. Voor hun ogen zagen ze verschillende vissersboten in de branding doormidden breken.

Nog voor ze een voet aan land hadden gezet wisten Hasbi en Nazaruddin dat het helemaal fout was. De moskee van Lampuuk en de cementfabriek waren de enige gebouwen die nog overeind stonden. Van de zevenhonderd huizen in het dorp restten alleen nog de funderingen. De omringende rijstvelden lagen bezaaid met lijken.

,,Zesduizend van de zevenduizend bewoners zijn hier omgekomen, in heel Atjeh bijna 170.000, vooral vrouwen en kinderen.” Dorpshoofd Jamaluddin zit op de veranda van zijn nieuw huis, zijn blik gericht op de rijstvelden waar hij werd mee gesleurd door de vloedgolf. De getallen zeggen hem niks. Maar het verlies vreet aan zijn ziel. Elke dag weer. Net zoals Hasbi en Nazaruddin is de bodem onder zijn bestaan weggeslagen met het verlies van zijn vrouw en drie van zijn vier kinderen. Ook Jamaluddin is alweer ruim een jaar hertrouwd: met een weduwe uit het naburige Lokhnga met een kind. “Je moet toch verder.” Praktische overwegingen geven de doorslag. ,,We hebben een vrouw nodig die voor ons kookt, wast, zorgt en kinderen baart, niet voor de seks maar gewoon iemand om je problemen mee te delen.”  

De jonge mannen uit het dorp kunnen daar alleen van dromen. ,,Trouwen is een tegenwoordig een privilege van de weduwnaars,” verzucht de 25-jarige Rizal. Hij hangt samen met vrienden onder het afdak naast de kapperszaak annex benzinestal van Zukri. Ze vormen een hecht clubje. Niemand heeft nog ouders, hooguit nog een broer. De 34-jarige Zukri is als enige getrouwd. ,,Wij hebben geen geld voor een bruidschat,” meldt Rizal. Dat kost al snel 75 euro. Vroeger sprong de familie wel bij. ,,Die zijn er nu niet meer. Net zo min als jonge vrouwen.”  Zukri heeft zijn vrouw in Sigli gevonden, zo’n honderd kilometer verderop. Hasbi’s vrouw komt ook uit die contreien. ,,De meesten anderen komen uit  Zuid Aceh of zelf uit Medan.”

De overlevenden in Lampuuk proberen er het beste van te maken. Wie het zich kon veroorloven is inmiddels hertrouwd. Maar de littekens van de tsunami blijven pijnlijk zichtbaar. Het kustdorp oogt als een kale nieuwbouwwijk zonder bomen, waar de meeste bewoners nog moeten intrekken. De zevenhonderd huizen die het afgelopen voorjaar door de Turkse Rode Maan organisatie zijn opgeleverd staan voor driekwart leeg. Hun eigenaars zijn nog te jong om er alleen te wonen. Familie en kostscholen ontfermen zich over de achtergebleven weeskinderen. Ook de twee fonkelnieuwe lagere scholen zijn akelig stil. De ene school telt 48 leerlingen, de ander nog niet de helft: een fractie van de duizend kinderen die er vroeger rond renden.

,,Een beetje saai is het wel,” vindt de 11-jarige Syafillah. Haar klas telt slecht 6 leerlingen. Dat is nog redelijk wat: andere klassen moeten het met twee leerlingen doen. Syafillah verlangt soms wel terug naar haar oude school in de stad. Drie jaar geleden besloot haar gescheiden moeder Nuryani echter met haar twee dochters terug te keren naar haar geboortedorp Lampuuk. Ze zouden op Kerstdag verhuizen. Syafillah wist de verhuizing nog een dag uit te stellen. Dat was hun redding. Maar ze waren wel in en klap alle ooms en tantes en nichten en neven kwijt. Het enige wat ze ervoor terugkreeg was een nieuwe vader: Zainun.

Het lijkt een ideaal gezin, zoals ze met zijn vieren op de hoge bank zitten. Pa Zainun (47) en ma Nuryani (37) doen allebei erg hun best de draad weer op te pakken. Ze hadden elkaar snel gevonden in het vluchtelingenkamp, meldt Zainun met een verlegen glimlach. Binnen een half jaar woonden ze al samen in het kleine hutje dat Zainun in elkaar had getimmerd van resten afvalhout en plastic. Inmiddels is het hout door stenen vervangen en fungeert de aanbouw als woonkeuken.

,,Die nieuwe huizen van zes bij zes meter zijn toch wel erg klein,” vindt Zainun. Met zijn eerste vrouw en twee dochters had hij veel meer ruimte. Maar hij klaagt niet. Zainun wil niet om hulp bedelen. Hij werkt gewoon twee keer zo hard en gaat elke avond naar de moskee. Om te bidden voor de zielenrust van zijn vrouw en kinderen. Zo probeert hij zijn trieste herinneringen te verdrijven, die hem als blijven kwellen. Hij is net terug uit zijn tuin in de bergen met een zak verse kruidnagels. Nuryani gaat ze gelijk schoonmaken. Ze is vandaag thuis gebleven van haar werk. Ze voelt zich niet zo lekker. ,,Ik heb net een miskraam gehad,” vertelt ze zachtjes.

Zainun trakteert het 4-jarig zoontje van de buren op en brommerritje naar het strand. Hij glimlacht verontschuldigend. Hij had zich al verheugd op een eigen kind. Het steekt hem wel een beetje als hij zijn oudere wijkgenoot Zulkifli met een baby op zijn arm door de straten ziet paraderen. Iedereen probeert naarstig de leegte te vullen. Nageslacht is de motor van hun bestaan. ,,Zonder kinderen heeft het leven geen zin.”

Hamzah (51) haalt zijn schouders op. Hij is een van de weinigen weduwnaars die nog niet is hertrouwd. Het zou wel zo handig zijn. Met een vrouw aan zijn zijde zou hij naar de tuin kunnen gaan zonder zijn winkeltje te hoeven sluiten. En buiten de deur eten is ook niet altijd fijn. ,,Aan het aanbod ligt het niet,” verzekert Hamzah. Hij claimt al zeker tien huwelijkskandidaten te hebben afgewezen. ,,Het klikt gewoon niet.”

Hamzah haalt het identiteitsbewijs van zijn overleden vrouw te voorschijn. Dat is de enige foto die hij nog heeft. Iemand uit het dorp had het in de rijstvelden gevonden. Maar het lijk ontbrak. ,,Ik heb niet eens een graf waar ik kan uithuilen.” Vierentwintig jaar waren ze gelukkig getrouwd. Over zijn twee kinderen had hij ook niks te klagen. ,,Zo goed tref ik nooit meer, ben ik bang.” Hamzah durft het risico niet aan. Nog niet. ,,Maar ik wel al geld opzij gelegd voor de bruidschat.”


Hilde Janssen
Algemeen Dagblad - december 2007


top