Logo

 

nassdssdd
REPORTAGES


Indonesië India
Cambodja


wilde kinderen









 

Wilde kinderen
Een ontembare overlevingsdrang



Schichtig, smerig, meer dier dan mens. Zo trof men onlangs een jonge Cambodjaanse vrouw aan die vermoedelijk 18 jaar in de jungle rondzwierf. Een mysterieus wildekind? De geschiedenis telt tientallen wolvenmeisjes, berenjongens en apenmensen. Verwilderde kinderen met dierlijke instincten en een ongelooflijke levenswil.

‘Ze was naakt en broodmager,’ herhaalt dorpsagent Sal Lou uit het afgelegen Cambodjaanse Rattanakiri grensdistrict telkens weer voor de draaiende camera’s. ‘Ze liep voorovergebogen als een aap, echt precies een aap zoals ze de rijstkorrels van de grond snaaide. Haar ogen waren rood, net als een tijger.’ Sal Lou schrok ervan. Hij was zelfs bang voor haar. Maar hij zag het gelijk. ‘Dit is mijn dochter Rochom P’ngieng.’ Sal Lou weet het zeker. Ook al heeft hij haar in geen 18 jaar gezien. Het litteken op haar rechterpols vormt het bewijs, claimt de dorpsagent. Dit moet wel zijn doodgewaande dochter zijn die als acht jarig meisje op mysterieuze wijze verdween toen ze aan de rand van de jungle waterbuffels aan het hoeden was.

Een boer uit de omgeving ontdekte het ‘junglemeisje’ twee weken geleden. Hij betrapte haar toen ze probeerde zijn lunch te stelen. Sal Lou ving het verhaal op en ging er meteen op af. Hij besloot het meisje gelijk mee naar huis te nemen, naar zijn schamele lemen huis aan de rand de jungle in het noordoosten van Cambodja. ‘Ze zag er verschrikkelijk uit, maar toch, ze is mijn kind.’

Rochom P’ngieng zelf zwijgt. Gekleed in een groezelige witte blouse met sarong zit in de hoek van de hut en staart naar de grond. Soms stoot ze een paar onverstaanbare klanken uit. Praten kan ze niet. Ze heeft in de jungle het spreken verleerd, zegt haar vader.

De toegestroomde omstanders uiten hun twijfels. Het meisje ziet er wel erg normaal uit met haar schouderlange haar, kortgeknipte nagels en bijna eeltloze handen en voeten. Ze zou ook een getraumatiseerde Vietnamese vluchtelinge kunnen zijn. Die houden zich wel vaker schuil in de jungle. Een ontsnapte dorpsgek, opperen anderen, wijzend op het litteken op de pols. Een nomadenmeisje wellicht? Of toch een verwilderd junglekind?

Het meisje kan het ze niet vertellen. Zelfs haar ogen verraden geen enkele emotie. Ze kijkt glazig naar de camera’s en laat zich gewillig met een lepel voeren door moeder Rochom Soy. Onderhuids broeit de onrust. In de afgelopen week probeerde ze drie keer te ontsnappen. Wild om zich heen slaand, de kleren van haar lijf rukkend, rende ze telkens richting oerwoud.

De junglegeest is haar goed gezind geweest, beweren enkele buren. Familie en dorpelingen hadden het meisje al lang opgegeven. Opgegeten door wilde beesten. In het dichtbegroeide oerwoud van Cambodja loert overal het gevaar: tijgers en beren struinen door het bos op jacht naar een prooi, groepen agressieve apen springen gillend van boom naar boom, giftige slangen glijden stilletjes door het gras, klaar om toe te happen als ze zich bedreigd voelen. Het is bijna niet te geloven dat iemand jarenlang in die groene wildernis kan overleven. Toch komt het voor. In 2004 trof men nog in de jungle van Rattanakiri 34 mensen aan van verschillende bergstammen die zich al 25 jaar in het oerwoud schuilhielden. Ze leefden in totaal isolement en spraken nauwelijks, bang om ontdekt te worden door de Vietnamese troepen die zich al in 1989 uit Cambodja hebben teruggetrokken.

Maar een kind? Helemaal alleen? Ook dat kan. Door de eeuwen heen hebben tientallen kinderen naam gemaakt door een bizarre overlevingsdrang te demonstreren. In de steek gelaten, weggevlucht of verdwaald weten deze kinderen zich toch in leven te houden, al dan niet met hulp van wolven, beren, apen, honden, geiten en soms zelfs een gazelle, luipaard of jakhals. Sommigen verhalen klinken overtuigend. Anderen, zoals de fameuze wolvenkinderen Romolus en Remus, zijn meer mythe dan werkelijkheid. Het alombekende wolvenjong Mogwli is duidelijke fictie. Walt Disney maakte hem wereldberoemd, maar het was .de Engelse Kipling die het eerste Jungleboek schreef in de tidj dat India nog een kolonie van het Britse rijk was. Waarschijnlijk liet Kipling zich inspireren door de plantersverhalen over de ‘echte’ wolvenkinderen van India. In het subcontinent trof men aan de lopende band wolvenkinderen aan. Zo vond men in 1920 de Indiase meisjes Kamala (8) en Amala (2) in gezelschap van een roedel wolven in de Bengaalse jungle. Hun redder dominee Singh beschreef uitgebreid hun dierlijke trekken: ze liepen op handen en voeten en hadden een buitengewoon scherp zicht-, gehoor- en reukvermogen. Het wolvenjong Ramu dat in 1970 in India werd aangetroffen, vertoonde soortgelijke karakteristieken.

Een recenter voorbeeld is dat van een eigentijdse Tarzan in Oeganda uit 1989. Net als het Cambodjaanse meisje wordt hij in verwilderde staat aan de rand van de jungle aangetroffen. De jongen is dan een jaar of zes en in gezelschap van een kolonie groene meerkatten. Op handen en voeten lopend, klimt hij net zo rap als de apen in een boom waar hij zijn belagers dreigend zijn tandvlees toont. Met hulp van de apen verweert hij zich dapper, maar uiteindelijk weet men hem toch te vangen. Zijn levensverhaal is snel achterhaald. John Ssabunnya vlucht als peuter het bos in als hij ziet hoe zijn vader zijn moeder vermoordt. De jungle wordt zijn huis, een apenkolonie zijn geadopteerde familie. Hij aapt hun gedrag letterlijk na en overleeft. Terug in de mensenwereld moest hij weer leren om mens te zijn: rechtop lopen, in een bed slapen, naar de wc gaan, met een lepel eten, en praten. Het kost hem bijna tien jaar. John kan nog altijd goed met apen communiceren, constateerden enkele deskundigen die voor een BBC documentaire over het ‘wildekind‘ John waren ingehuurd. Zo goed, dat ze zijn Tarzan verhaal een hoog waarheidsgehalte toedichten.

Wetenschappers raakten in de 17e en 18e eeuw helemaal in de ban van Wilde Kinderen. Ze waren een gewild studieobject in de hoogtijdagen van het Natuur versus Cultuur debat. De Nederlandse arts Nicoleas Tulp, die prominent figureert in Rembrand’s schilderij de Anatomische Les, bestudeerde uitgebreid het gedrag van een Iers ‘schapenjong’, die blijkbaar nauwgezet het gedrag van zijn zoogmoeder imiteerde. Hij blaatte, at alleen gras en was ruw en onbeleefd. Anderen noteerden soortgelijke gedragskenmerken bij andere verwilderde kinderen. De wetenschapper Carl Linnaus kwam zelfs met een biologische classificatie op de proppen: Homo Ferens. Deze Wildemens heeft drie specifieke gedragskenmerken: stom, harig en op handen en voeten bewegend.

Precies mijn dochter Rochom P’ngieng, zal vader Sal Lou zeggen. Al is er nu niks meer te zien van die behaarde huid. Ook John Ssabunnya, Ramu, Kamala en Amala voldoen aan de kenmerken. John is een van de weinigen die zijn stomheid heeft overwonnen. Maar zijn herinnering aan zijn junglebestaan is uiterst summier. Sal Lou hoopt dat zijn dochter straks haar spraak terugkrijgt om haar verhaal te vertellen. De rest van wereld staat inmiddels ook te popelen. Alleen het meisje kan het hele mysterie onthullen. De moderne techniek kan wel een handje helpen. Een DNA onderzoek kan in elk geval uitwijzen over junglemeisje Rochom P’ngieng is, maar vooralsnog weigert Sal Lou zijn medewerking.


Hilde Janssen
Algemeen Dagblad - januari 2007

‘Bevel is bevel’
Japanse soldaat houdt zich 30 jaar schuil in jungle in Filipijnen

‘Staakt het vuur. De oorlog is voorbij,’ verkondigt de Japanse majoor Taniguchi plechtstatig. Hij is speciaal naar de Filipijnen gevlogen. Het is inmiddels 1974, de wereldoorlog is al bijna dertig jaar voorbij. Maar luitenant Onoda weet nog van niks. ‘Hebben we de oorlog echt verloren?’ Onoda kan het nauwelijks bevatten. Tientallen jaren heeft hij berichten genegeerd dat Japan zich heeft overgeven. Propaganda materiaal van de vijand, roept hij telkens weer als hij een vliegpamflet of een krantenbericht leest. Majoor Taniguchi heeft hem eind 1944 nadrukkelijk bevolen om als guerilla-soldaat  door te blijven vechten. Nooit opgeven, luidde het bevel, en geen zelfmoord plegen. We komen jullie halen, hoelang het ook mag duren. Luitenant Onoda weet van geen wijken. Zelfs niet als een van zijn drie soldaten in 1949 wegloopt. De tweede wordt in 1954 gedood en de derde sterft in 1972. Ononda houdt stand, overlevend op een menu van kokosnoten en bananen. Pas als zijn commandant hem persoonlijk komt ophalen, is hij bereid zijn guerilla oorlog te staken. Ononda is niet de enige loyale soldaat. Duizenden Japanners hebben zich maandenlang schuilgehouden, honderden volharden jarenlang, tientallen zelfs enkele decennia. Twee Japanse tachtigers breken echter alle records. Zij hielden zich liefst 60 jaar schuil in de Filipijnse jungles van Minandanao eiland.


top