sdssdd
REPORTAGES
Indonesië
India
Cambodja
Slapende commissarissen en trouble shooters
Eigenlijk geeft de gepensioneerde majoor-generaal T.B. Silalahi geen interviews. Er wordt al te veel gepraat, vindt hij. Maar de golf van kritiek op het Indonesische militaire apparaat vraagt om repliek. Silalahi heeft verstand van zaken. Zijn cv meldt verschillende commissariaten en het dagelijks voorzitterschap van de legerstichting. Silalahi heeft naam gemaakt als troubleshooter. ,,Ik ben niet het type slapende commissaris, ik hou van werken en uitdagingen. Dangerous is my business,” grapt hij.
Zijn eerste commissariaat-klus dateert van 1985. Het betrof ITCI, het houtkapbedrijf van het leger. Het bedrijf draaide 2 miljoen dollar verlies. President Soeharto dreigde de verstrekte kapvergunning weer in te trekken. Silalahi keerde het tij. Hij ontsloeg de directeur-generaal die nauwelijks in het bos kwam en benoemde gewoon ‘een gedisciplineerde en eerlijke kolonel’. ,,Na een jaar draaiden we twee miljoen dollar winst, drie jaar later was dat al vijf miljoen dollar en net voor de crisis zelfs 30 miljoen dollar.”
Silalahi mocht vervolgens aan de slag bij het bijna bankroete tinexploitatie bedrijf Tambang Timah, een staatsonderneming. Hij had de zwakke schakel snel ontdekt. ,,De CEO had geen verstand van zaken. Die moest verdwijnen.” Dat ging niet zomaar. De manager was een goede vriend van Soeharto. Uiteindelijk doorbrak Silalahi met een ‘hij of ik’ ultimatum de patstelling. Twee jaar later, in 1990, trok de Artha Graha Bank van het leger aan de bel. De Centrale Bank dreigde de vergunning in trekken. Rekapitalisatie was de enige uitweg. Silalahi vond een kapitaalkrachtige partner in de Indonesisch Chinese zakenman Tomy Winata. ,,In tien jaar zijn de activa fors toegenomen, van zeven miljard roepia tot drie triljoen roepia. En we hebben zelfs de crisis goed doorstaan.”
Silalahi houdt het nu voor gezien. ,,Het is tijd voor mijn pensioen, voor sociale activiteiten.” Als voorzitter van een educatieve stichting houdt nog wel kantoor in het prestigieuze torencomplex van Artha Graha. Silalahi deelt de ruimte met een van een onroerendgoedbedrijf van het leger. ,,Maar ik ben nu gewoon een van de zestig huurders!”
Een kijkje in de boekhouding
De eerste horde is genomen. De Corruptie Wet 31/1999 verschaft de Indonesische Rekenkamer eindelijk inzage in de administratie van de militaire stichtingen. Tegen de tijd dat de gegevens worden gepubliceerd, ergens in 2001, hoopt de Rekenkamer ook de boekhouding van de militaire holdings en dochterondernemingen te kunnen doorlichten.
De accountants beseffen dat de informatie verre van compleet was. ,,Ze [de militairen] denken dat we achterlijk zijn,” vertelde teamleider I Gde Artjana de onderzoekster McCulloch. ,,Natuurlijk, we moeten hun informatie accepteren, maar behalve de incompetentie in boekhouding, zijn er tekenen die suggereren dat de informatie opzettelijk ‘zoek’ is of vervalst.
Het uitgelekte accountantsverslag van negen stichtingen van Kostrad, de strategische troepen, duidt op corruptie en misbruik van de welzijnsfondsen. Het totaal geschatte verlies ligt tussen 8,8 en 22,2 miljoen dollar, veroorzaakt door fictieve uitgaven, opgeblazen prijzen, renteloze leningen en ongunstige deals. Betrouwbare bronnen suggereren dat de daadwerkelijke verliezen veel hoger zijn, omdat de boekhouders een paar dagen de tijd hadden om de ‘schade’ te beperken.
Luitenant-generaal Djaja Suparman blijkt tijdens zijn vijf maanden als Kostrad commandant maar liefst 22 miljoen dollar gespendeerd te hebben. Als eerste commissaris van Mandala Airlines, eigendom van de Kostrad holding, kon hij zonder problemen bijna 20 miljoen dollar uit de kas halen. Zijn opvolger Lt.Gen. Agus Wirahadikusumah, die het financiële onderzoek initieerde, werd al na vier maanden overgeplaatst. Zijn collega”s waren duidelijk niet blij met deze onthullingen.
|
|
sdssdd
Soldaten in zaken
Vijf miljoen dollar. Dat verdienen de Indonesische strijdkrachten met belangen in bedrijven als vliegtuigmaatschappijen, golfterreinen, en potloodfabrieken. Activiteiten in de informele- en illegale economie leveren zelfs beduidend meer op. Sinds de machtswisseling neemt de economische invloed van de militairen langzaam af.
De gepensioneerde admiraal Husein Ibrahim heeft genoeg plannen. Als president-directeur van Jala Bhakti Yasbhum, de houdstermaatschappij van de marine, is hij druk in de weer met een project voor de haven van Gresik in Midden Java. In Zuid-Kalimantan en in Sumatra wil hij mijnbouwprojecten ontwikkelen. De import van elektronische apparatuur uit China staat ook op de agenda. En dan is er nog het management van een regionaal vliegveld. Al met al gaat de marineholding volgend jaar een kleine drie miljoen dollar investeren in nieuwe projecten. Met deze injectie hoopt Ibrahim in de toekomst meer inkomen te genereren voor de marine.
,,Wij moeten gewoon geld verdienen voor het welzijn van onze veertigduizend manschappen en hun families.” Voor Ibrahim is het de normaalste zaak ter wereld.
De strijdkrachten zitten allemaal in zaken, want niemand kan rondkomen van het krappe overheidsbudget. Op de achterkant van Ibrahims naamkaartje staan keurig
de achttien dochterondernemingen van de marine vermeld.
Het accountantsrapport van de holding verschijnt op tafel. Een duidelijke intentieverklaring van de professionele aanpak. De marine heeft het roer omgegooid, beklemtoont Ibrahim. De nieuwe koers gebiedt openheid van zaken. De holding noteert in 1999 een netto dividenduitkering van 2,5 miljoen dollar. Topscoorder is dochter Bhumyamca Sekawan met ruim twee miljoen dollar. Deze joint venture beheert al 25 jaar een commercieel terrein van 15 hectare in Zuid-Jakarta. Scheepstransporteur Admiral Lines neemt zo”n 200.000 dollar voor zijn rekening. De rest is afkomstig van handelsmaatschappijen, bouwondernemingen, resorts en plantages. Na aftrek van nieuwe investeringen is 1,5 miljoen dollar doorgesluisd naar het welzijnsfonds van de stichting Bhumyamca. Zo financiert de holding onder andere overlijdensuitkeringen, onderwijsbijdragen en studiebeurzen voor de marinefamilie. ,,Inclusief vervolgopleidingen voor de manschappen,” meldt Ibrahim, uit dankbaarheid voor zijn eigen MBA opleiding.
Ibrahims holdingmaatschappij vertegenwoordigt slechts enkele radertjes van de commerciële marine machinerie. De stichting Bhumyamca verdient zelf ook geld met haar onroerend goed, bedrijfsaandelen en de exploitatie van ziekenhuizen. Daarnaast heeft elke regionale marine-eenheid een eigen coöperatie en stichting die de lokale suikerfabriek, rijstpellerij of transportonderneming runt.
De militaire dwi-fungsi doctrine rechtvaardigt de commerciële operaties. De dubbele functie (defensie en politiek-sociaal) verheft de Indonesische strijdkrachten tot hoeksteen van de samenleving. Het leger moet op alle terreinen een actieve bijdrage te leveren als instituut én individu. De militaire academies onderwijzen de basisprincipes, inclusief bedrijfskunde, zodat de soldaten straks het goede voorbeeld kunnen geven en het volk in afgelegen gebieden vertellen hoe ze hun break-evenpoint moeten berekenen.
Intussen beschikken de marine, de luchtmacht, de politie en vooral het leger over een aanzienlijke en gevarieerde zakenportefeuille, van vliegtuigmaatschappijen en banken tot golfterreinen en potloodfabrieken. De precieze omvang is onbekend. Verslagen van accountants zijn nog een zeldzaamheid. ,,Je stuit op een muur van stilzwijgen,” stelt Indria Samego. Samen met collega”s van het Nationaal Instituut van Wetenschappen, het LIPI, publiceerde hij eind 1998 een boek over de zakelijke belangen van de Indonesische strijdkrachten. ,,De militaire top heeft zelf geen overzicht,” beweert medeauteur Ikrar Nusa Bhakti. ,,Ieder commando beschikt over eigen potjes.” De enige indicatie voor een redelijke schatting is het defensiebudget. Volgens voormalige minister van Defensie Juwono Sudarsono dekt het huidige budget van 12 triljoen roepia slechts 35 procent van de uitgaven. De rest ‘verdienen’ de strijdkrachten zelf. Daar mag je nog 65 procent voor ‘lekkages’ aan toevoegen, schat Sudarsono. Alles bij elkaar opgeteld resulteert dat grofweg in een jaarinkomen van 5 miljard dollar uit door militairen gecontroleerde zaken.
Zoveel geld verdienen de militaire holdingmaatsschappijen nooit, concludeerden de deelnemers aan de conferentie “Soldiers in Business” eind oktober. Volgens hen vormen de militaire belangen in de formele economie slechts een van de inkomstenbronnen van de Indonesische strijdkrachten.. Hun activiteiten in de informele en illegale sector leveren beduidend meer geld op, aldus Lesley McCulloch, een specialist in militaire uitgaven. Gepensioneerde militairen laten zich bijvoorbeeld ruim belonen voor het bemiddelen bij defensiecontracten. Naast een officiële commissie, romen ze nog een deel van het budget af in ‘overleg’ met de verantwoordelijke militaire staf. De stichtingskassen ontvangen regelmatig donaties van Indonesische zakenlieden, veelal van Chinese afkomst, in ruil voor bescherming. De stap van een ‘vrijwillige’ bijdrage naar afpersing is klein, stelt McCulloch op basis van gesprekken met een staflid van het mijnbouwbedrijf Freeport. De lokale legercommandant eiste een bijdrage van honderd miljoen dollar. De uiteindelijke deal leverde het leger een eenmalige betaling van 35 miljoen dollar op, plus een jaarlijkse bijdrage van 11 miljoen dollar. “De legerbarakken en voertuigen in dat gebied zien er prima uit,” constateert McCulloch droogjes.
De militairen zijn ook betrokken bij andere illegale activiteiten, zoals prostitutie, gokken, handel in drugs, piraterij en illegale mijnbouw. In de provincie Papoea, waar Freeport dertigduziend mijnwerkers in dienst heeft, is eenzelfde aantal betrokken bij illegale mijnbouw dankzij steun van het leger. Militairen verkopen ook ‘illegale’ kapvergunningen, opereren houtzagerijen in natuurparken en leveren voertuigen voor het houttransport. In september werden twee gepensioneerde militairen opgepakt vanwege het drukken van 19 miljard roepia. Een gedeelte van dat vals geld is gebruikt voor militaire operaties in Oost-Timor. De marine schijnt haar budget op te krikken met neveninkomsten uit smokkel. En in de Molukken en Atjeh verhuren soldaten hun geweren aan de strijdende burgergroepen.
Het militaire apparaat distantieert zich officieel van alle illegale activiteiten. Alleen als het over het verleden gaat, heeft niemand moeite de smokkeldaden te verantwoorden. De burgermilities die in 1945 de strijd met de Nederlandse kolonisator aanbonden, moesten toch ergens het geld vandaan halen om wapens en munitie te kopen. De onafhankelijkheid bracht de militairen geen overheidssteun, maar wel een bescheiden aandeel in de legale handel. De nationalisatie van Nederlandse bedrijven in 1958 verschafte de militaire leiders de eerste directeursposities. Zij hadden tenminste enige managementervaring.
,,Het leger is nooit vrijwillig in zaken gegaan,” verklaart de gepensioneerd majoor generaal T.B. Silalahi met klem. ,,Maar met zo'n laag defensiebudget heb je weinig keus. Vers van de militaire academie werd Silalahi in 1963 meteen met de neus op de feiten gedrukt. Hij moest het benzinegeld voor zijn reis naar zijn legerbasis in Bandung zelf verdienen door betalende passagiers te ronselen. ,,Zeer pijnlijk.” Toch heeft hij jarenlang op creatieve wijze een mouw weten te passen aan het altijd te krappe budget. Met enige trots vertelt hij over de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van veldflessen, rugzakken en de dagelijkse portie tankbrandstof. ,,We zijn altijd gedwongen voor onze eigen manschappen te zorgen.”
Militaire deskundigen erkennen het dilemma. Het Indonesische defensiebudget is een van de laagste ter wereld en de soldaten worden zwaar onderbetaald. ,,Maar,” zo vertolkt LIPI”s Ikrar Nusa Bhakti de algemene kritiek, ,,elke generaal heeft wèl een eigen paleis!” Persoonlijke verrijking gaat meestal voor het welzijn van de manschappen. In geval van de 35 miljoen dollar Freeport-deal wordt beweert dat eenderde naar privé-bankrekeningen is weggelekt, aldus de goed ingevoerde McCulloch. ,,De militairen hebben systematisch de financiële- en andere bronnen van de republiek geplunderd,” concludeert zij. ,,De hele militaire business heeft een negatief effect op de openheid en accountability en resulteert in opgevoerde prijzen van goederen en diensten, corruptie en mismanagement.”
,,Corruptie komt overal voor,” pareert oud admiraal Ibrahim de kritiek. ,,Lekkages zijn menselijk, dat ligt aan de persoon, niet aan de positie,” luidt de standaardverdediging van de gepensioneerde majoor-generaal Silalahi. ,,Het leger zit absoluut niet in zaken om de generaals te verrijken.” Beiden willen wel toegeven dat hun organisatie regelmatig moest optreden tegen grijpgrage gezagsdragers. Een van hen was kolonel Soeharto. Eind jaren vijftig werd hij op verdenking van corruptie bestraft met een overplaatsing. Toen Soeharto in 1966 aan zijn 32-jarige presidentschap begon, verwierven de strijdkrachten een vaste plaats in de Indonesische economie. ,,Hij stelde orde op zaken, introduceerde een professionelere aanpak,” oordeelt Silalahi. De militaire aanwezigheid moest het bedrijfsleven vertrouwen inboezemen, zodat het land in de vaart der volkeren zou opstoten. De banden met de staatsondernemingen werden flink aangehaald. Het leger kreeg bijna alle sleutelposities toegespeeld. Datzelfde gold ook voor strategische ministerposten zoals die van mijnbouw en van bosbouw. Tegelijkertijd werd het militaire apparaat opgeroepen om zelf economische activiteiten te ontplooien. In een economie, die aan elkaar hangt van monopolies en vergunningen, vormt dat al snel een vrijbrief voor vriendjespolitiek, handjeklap en corruptie. Genoeg reden voor het bedrijfsleven om gepensioneerde generaals als commissaris te benoemen.
,,Goede overheidsfaciliteiten,” noemt een militaire zaakwaarnemer het eufemistisch. Op voorwaarde van anonimiteit wil de gepensioneerde beroepssoldaat wel toegeven dat de legerstichting aardig verdiend heeft aan de toebedeelde houtkapconcessies, mijnbouwlicenties en transportvergunningen. ,,Nadat we zijn gaan samenwerken met de kinderen van Soeharto is de winst zelfs gestegen,” vertelt hij. Om te voorkomen dat de nieuwe regering dat geld gaat terugeisen, is de legerstichting Kartika Eka Paksi flink aan het investeren. Binnenkort krijgt de Kartika familie er voor een kleine 20 miljoen dollar drie dochters bij, Kartika Air, Kartika Lloyd en Kartika Communications. Deze dochters zullen het zonder overheidssteun moeten redden. De zaakwaarnemer heeft er alle vertrouwen in. ,,Onze compagnons hebben verstand van zaken.”
De militaire bedrijven hebben altijd zwaar op de expertise van hun zakenpartners geleund. Het voorbeeld van Soeharto volgend, deden ze bij voorkeur zaken met landgenoten van Chinese afkomst. Bij deze zogenaamde Ali Baba constructie deden de Chinezen (Baba) het werk en namen de Indonesische (Ali) militairen de opdrachten en de veiligheid voor hun rekening. Vroeger kon niemand zo’n aanbod weigeren. Met de economische crisis en de val van Soeharto moeten de militaire bedrijven meer moeite doen om zakenrelaties aan zich te binden. Het aanbod is uitgedund, constateert Ahmed Kurnia, hoofdredacteur van het economisch magazine PILAR. ,,Sommige oude compagnons, met name de grote conglomeraten zijn zwaar getroffen door de crisis. Ze hebben geen geld meer voor nieuwe projecten.” Bovendien begint het imperium van de militairen af te brokkelen. Met de politieke hervormingen zijn ze het grootste deel van hun kamerzetels en ministerposten kwijtgeraakt. Onder druk van IMF en Wereldbank verdwijnen monopolies en vergunningenstelsels. Dat heeft zijn weerslag op de houding ten opzichte van de militairen. ,,Het bedrijfsleven durft nu nee te zeggen. Ondernemers zijn selectiever en kritischer geworden. De militaire connecties worden doorgelicht, de strategische belangen zorgvuldig afgewogen.”
Toch zal het nog een generatie duren, voordat “normale” zakelijke belangen de doorslag geven, schat Kurnia. Het gevoel een militair netwerk nodig te hebben om opdrachten binnen te halen en voor de veiligheid, is nog niet verdwenen. Maar de militaire top heeft de boodschap begrepen. De zaakwaarnemers zijn inmiddels goed ingevoerd in het politiek correcte jargon. Ze praten voortdurend over openheid, accountability en eerlijke concurrentie. In praktijk is het nog even wennen. Het leger schuift verzoeken tot interviews op de lange baan. Gepensioneerde commissarissen zijn ziek of niet aanspreekbaar. En de administratie van de militaire stichtingen blijkt verre van compleet. Maar de Rekenkamer mag nu wel voor het eerst de boekhouding controleren.
Hilde Janssen
FEM De Week - december 2000
|