vv
REISVERHALEN
Indonesië
Uit & Thuis
• Kerala telt drie vliegvelden, Cochin (Kochi), Trivandrum (Thiruvananthapuram) en Calicut (Kozhikode), maar rechtstreekse vluchten vanuit Nederland zijn er niet. Dat betekent via Mumbai, Dubai, Doha of Colombo vliegen met onder andere KLM, Gulf, Emirates, Jet Air of Srilanka Airlines. Retour Amsterdam-Cochin vanaf 750 euro.
• Fort Cochin kun je prima per veer, per autorikshaw en te voet ontdekken. Daarna is een huurauto erg praktisch, comfortabel en betaalbaar (vanaf 25 euro per dag), al rijden er ook overal bussen. Honderd kilometer landinwaarts begint het plantagegebied. Doorkruis Idukki district, reis via Munnar naar Thekaddy en terug naar Kottayam (of omgekeerd) voor de prachtigste panorama’s en kruidige aroma’s. Ter plekke is het prima wandelen in en rondom de plantages, maar ook in de nabijgelegen wildparken. Zelfs fietsen kan. Andere optie: het noordelijker gelegen ‘specerijen’ district Wayanad.
• Logeer op een plantage in de specerijen regio’s rond Peermede, Thekkady, Munnar en Wayanad. Keuze genoeg. Surf websites: www.keralatourism.org,
www.eco-tropicalresorts.com
Tips: Carmelia Haven (de boomhut), Olive Brook, Blackberry Hills (vanaf € 40), Windermere (vanaf €100), Spice Village (vanaf €250).
Fort Cochin telt steeds meer opgeknapte koloniale panden. Ballard Bungalow, een statig pand uit de Nederlandse tijd, is een van de goedkoopste voor 25-40 euro. Brunton Boatyard is het duurste voor 250 euro. Het vernieuwde Fort House biedt een prachtige tuin en steiger-uitzicht voor 15-30 euro.
• De droge tijd is van november tot mei. Het hoogseizoen voor Kerala is december-januari, maar in de hete Indiase zomermaanden april-mei bieden de bergen aangename verkoeling. |
|
Verlokkelijke geuren in de kruidentuin van India
Kerala: het Indiase kruidenparadijs
Onder het bladerdak van de groene bergen van het Indiase Kerala gaat een rijkdom aan specerijen schuil. Ruik de aroma’s, proef de curry masala’s en geniet van een kruidige massage.
“Ruik!” Een pittig zoete geur vult de neusgaten. De Indiase plantagearbeider heeft een verwachtingsvolle blik in zijn ogen. De vloer van de boerencoöperatie in Vandanmedu ligt bezaaid met groene zaadjes. De zaadbolletjes zijn meteen herkenbaar. In iedere Indiase curry zitten er altijd wel een paar bolletjes met die zwarte pitjes. Kardemom. “Het groene goud van Kerala,” grijnst planter Selvakumar. Hij haalt de weekopbrengst uit zijn jeep. Dit keer slechts twee zakken van elk vijftig kilo. Normaliter oogst hij zeker het dubbele. Maar nog altijd goed voor zeshonderd euro, schat de planter.
De verkoop laat hij aan de coöperatie over, want de veiling is elke dag van de week in een andere plaats. We zijn net een dag te laat. Helaas. Want het is wel een bijzondere spektakel met al die schreeuwende handelaren. “Zeker in Vandanmedu,” aldus de planter, “want dit is hét kardemom centrum.”
Aan het dorp zelf is het niet af te zien. Het plaatsje telt nauwelijks dertig huizen. Maar zodra je een stap buiten het dorp zet, ziet het groen van de kardemom struiken. Ze gaan schuil in een immens bos van schaduwbomen. Uren kun je struinen door de weelderig begroeide hellingen van de ene plantage naar de ander. Blaffende honden markeren de grensovergang. Gelukkig zijn er altijd vriendelijk glimlachende planters en arbeiders in de buurt om de honden te kalmeren en aan te lijnen. Een paar meter verderop lijkt de bewoonde wereld oneindig ver weg en flierefluiten de vogels. Halverwege de helling vertakt het pad in een vijftal paadjes die allemaal doodlopen tussen de kardemom struiken. Achter een struik duikt een kardemomplukster op. Met haar emmer op het hoofd helpt ons weer op het goede pad. Voor de zekerheid stuurt ze haar kinderen mee tot de volgende splitsing.
Zo’n plantagetocht is een waar avontuur. Te beginnen met een overnachting in een boomhut op het plantage resort Carmelia Haven. De volgend ochtend neemt specerijengids Vinay ons mee voor een rondgang op de plantage. De gemberachtige kardemomplant draagt haar zaadjes dicht bij de grond. Tussen de groene bolletjes bloeien ook kleine witpaarse bloemen. Kardemom kun je het hele jaar door oogsten., net zoals peper.
De peperbessen hangen in trosjes tussen de bladeren. Groene, zwarte of witte peper, het blijkt allemaal van dezelfde plant afkomstig. Het hangt er maar net vanaf hoe je de gedroogde besjes behandelt. Vinay plukt een paar grotere rode bessen van een boompje. Koffie. En in de grote groene vruchten blijken cacaobonen verstopt te zitten. Binnen een half uur hebben we zowat alle specerijen uit de Indiase keuken in natuurlijke staat gezien, geroken en betast. Kaneel, kruidnagel, vanille, en niet te vergeten rode pepers en thee. Zelfs de rijzige vuureik met het geurende gom voor de gebedsrituelen ontbreekt niet. Het lijkt wel of ze alles speciaal voor de toeristen hebben geplant.
Gouden Handel
Al eeuwenlang verbouwen ze dezelfde specerijen in het bergland van de Western Ghats dat achter de Zuidindiase Malabar kust verrijst. Kerala is de bakermat van de specerijen. Koning Salomon en de Farao’s wisten waar ze hun kruidige aroma’s vandaan moesten halen. Archeologen ontdekten Indiase peperkorrels in de neus van de gemummificeerde Farao Rameses II. De Romeinse heerser Nero verstookte een hele jaarvoorraad kaneel op aan de brandstapel van zijn overleden vrouw. Ook de Arabieren en Chinezen hadden India snel ontdekt. De Europeanen hadden er meer moeite mee. Colombus probeerde in de vijftiende eeuw tevergeefs de zeevaartroute naar de vermaarde Indiase Malabar kust te ontdekken. Hij belandde bij de Indianen in Amerika. De Portugees Vasco da Gama lukte het uiteindelijk wel in 1498. Toen hij de haven van Calicut in Kerala binnenvoer werd hij direct door de handeldrijvende Arabieren weggejaagd. De Portugese vloot week uit naar het zuidelijker gelegen Cochin (zie kader) om vandaar uit het Arabische handelsmonopolie in specerijen te doorbreken. Anderhalve eeuw later namen de Hollanders het over, totdat zij op hun beurt weer door de Engelsen werden verdreven. Specerijen waren gouden handel. Hun kruidige aroma’s gaven meer smaak aan de Europese keuken en verdoezelden minder aangename smaken en geuren.
Kruidenkracht
De meeste exotische kruiden belandden echter niet in de keuken, maar op de schappen van geneesheren en kwakzalvers. Peper gold als een probaat medicijn tegen verstoppingen en diaree, tegen oorpijn, oogontstekingen, hartklachten, hernia en tandpijn. Kaneel werd gebruikt tegen maagaandoeningen, voor de spijsvertering, tegen ongedierte en als parfum. Kardemom diende vooral als medicijn tegen slechte adem, mondinfecties, keelontsteking en longaandoeningen.
“Ook nu nog,” weet planter Selvakumar. Een deel van de kardemomoogst gaat naar hoestdrankfabrikanten, een deel wordt vermalen tot etherische olie voor ayurveda. Deze Indiase geneeswijze - kennis (veda) van het leven (ayus) - die 3000 jaar geleden is opgetekend, wordt nog dagelijks toegepast. Steeds meer buitenlanders komen speciaal naar Kerala voor een ayurveda kuur, een combinatie van kruidige massages, dieet, yoga en meditatie. De meeste hotels en resorts hebben intussen een ayurveda centrum, niet alleen aan zee maar ook in de bergen tussen de plantages.
Glibberend van de olie glijdt de bezoeker over het houten massagebed. Zelfs het schaamdoekje zit helemaal onder. De masseuse wrijft nog meer warme olie over het lijf. Met snelle ritmische bewegingen bewerkt ze de ledematen. Voor de ontspanning en een goede bloedsomloop. Om de heilzame werking van de kruidenolie te voelen is één massage niet genoeg. Daarvoor moet je zeker een week lang dagelijks gemasseerd worden, aldus de gediplomeerde ayurveda masseuse. Maar ook een uurtje voelt erg lekker en gezond. Een dag later voelt de huid nog steeds glad van de olie.
Daar gaan natuurlijk al die specerijen in zitten, schiet door mijn hoofd terwijl de ene plantage na de andere voorbij zoeft. We zijn alweer twee uur onderweg richting Munnar. Aan de kardemomplantages lijkt geen eind te komen. Slingerend banen we ons een weg door het verstilde bergland. De uitzichten zijn adembenemend. De horizon is vol geschilderd met bergkammen die geleidelijk verkleuren van felgroen tot een nevelig blauw dat nauwelijks meer te onderscheiden is van de ijle lucht.
Groene thee
Een gat in de berg, en dan zit je ineens aan de andere kant van de bergkam tussen de kort gekapte hellingen. Een paar grote Tata theeplantages markeren de overgang. Munnar komt naderbij. Thee zover het oog reikt. Sommige stukken zijn helemaal kaalgeschoren. Elders worden de versgroene blaadjes met een heggenschaar-met-zak weggesnoeid door plantagearbeiders. Een eindje verderop kunnen dorstige toeristen versgeplukte sinasappels kopen. Direct van de boom. De citrusboompjes die tussen de theestruiken uitsteken, tekenen de hellingen met een keurig ruitpatroon.
De ruit blijkt een favoriet patroon onder de Indiase toeristen in het vermaarde bergplaatsje Munnar. Zo’n 1500 meter boven zeeniveau dragen ze graag een wollen spencer of trui met bijpassende muts. De theestalletjes puilen uit van de busladingen vol gasten. De specerijenwinkels doen goede zaken. Kruiden in alle vormen en varianten: vers, gedroogd, uitgeperst of verwerkt tot massage olie, zeep of zalfjes. Overweldigd door de keuze houden we het bij huisgemaakte chocolade. Met een kop koffie en de chocolade genieten we van rode avondlucht op ons balkonnetje bij Blackberry Hill. Een hotel zonder plantage. Maar het uitzicht maakt alles goed. Bij het ochtendgloren kun je vanuit je bed de bergen uit de nevelwolken zien opdoemen. Het gekraai van de haan in het ‘sluimerende dorpje in het schilderachtig groene theelandschap’ dat het hotelmanagement ons in dichterlijke taal heeft beloofd, ontbreekt echter. Vrolijke Bollywood filmmuziek vult het hele dal. Het dorp viert haar jaarlijkse tempelfeest, ontdekken we na een forse afdaling. De tempelbel begroet ons al van verre. Onder een heilige boom aan de rand van het dorp versiert de lokale hindoe priester de olifantengod Ganesh met een bloemenkrans. Vervolgens duikt hij tussen de theestruiken om een offerande te verstoppen, vermoedelijk om het dorp van kwade geesten te beschermen. Terwijl de priester zijn gebeden mompelt, proberen kaderleden van de communistische partij luid toeterend vanuit hun rood versierde jeep de plantagearbeiders tot revolutionaire daden aan te sporen. Hun onverstaanbare toespraken galmen door de theeplantage. Even verderop overstemmen kletterende watervallen het geluid. Achter de heuvel valt alles stil.
De man van het toeristen departement zei het al. In Kerala is alles om de hoek. Natuur en cultuur, bergen en strand, lagunes en tempels. Slingerend door haarspeldbochten rijden we de bergen uit richting kust. De theestruiken maken plaats voor koffie en specerijen en vervolgens rubberbomen en waslijnen vol bruinwitte rubbermatjes. Een paar uur later staren we naar de golven op weg naar de oude havenstad Fort Cochin. Het spoor van de specerijen achterna. In Jew Town bij de peperbeurs hangt nog altijd een kruidige lucht van de gouden handel. In het monumentaal decor van koloniale panden is het volop genieten van de laatste pittige garnalen curry. Het groene specerijenlandschap staat voorgoed op mijn netvlies gebrand. De verlokkelijke aroma’s hou ik gevangen in een glimmend roestvrijstalen kruidendoos.
COCHIN: havenstad met Hollandse tint
Aan de horizon liggen altijd wel een paar containerschepen en olietankers te wachten, terwijl baggerschepen en vissersboten heen en weer varen. Zittend op de eeuwenoude vestingmuur van Fort Cochin glijdt de nieuwe wereld voorbij.
Zware overstromingen in 1341 bezegelden de toekomst van Cochin als havenstad: de ingesloten riviermonding werd opengegooid, de kleine eilanden voor de kust vormden een prachtige natuurlijke haven. De Portugezen zagen de potentie en maakten van Cochin in de vijftiende eeuw de eerste Europese vesting. De Nederlanders namen in 1663 het roer over totdat zij er op hun beurt weer werden verdrongen door de Engelsen in 1795. Onder Nederlands bestuur groeide Cochin uit tot een commercieel centrum, vooral vanwege de specerijenhandel. Het was ook de overslaghaven voor de Molukken. Handelaars uit alle windstreken gaven de stad haar levendige culturele uitstraling met een mix van culturen en religies.
Op het Nederlands kerkhof liggen de ondernemende avonturiers begraven onder nieuwe versgemetselde en oude verweerde grafstenen. De best leesbare exemplaren tref je in de pitoreske St Francis Kerk. Veel monumentale panden dateren uit de Nederlandse tijd, zoals Bastion Bungalow, de VOC poort en Bolgatty Palace (nu een hotel). Het Dutch Palace is echter door de Portugezen gebouwd, maar wel door de Nederlanders gerenoveerd en dient nu als museum.
Jew Town was en is nog steeds het handelscentrum voor specerijen. Op de lokale future peperbeurs wordt driekwart van de Indiase peper verhandeld, de helft van de wereldhandel. Tot 2003 schalde het loven en bieden van handelaren door de gangen. Nu zitten ze stilletjes aan hun computerscherm gekluisterd. Peper blijft een gouden handel. En de omringende magazijnen staan nog steeds vol met geurende specerijen. Al doen sommige opslagruimten nu dienst als antiekwinkel, waar toeristen hun hart kunnen ophalen aan snuisterijen en teak meubilair.
Alleen de Joodse handelaren die hier in 1524 neerstreken zijn bijna allemaal verdwenen. De lokale Joodse gemeenschap telt nog 13 leden, de rest is naar Israël gemigreerd. Hun prachtig synagoge uit 1568 is wel nog in gebruik. Op zaterdag komen alle Joden uit de omgeving hier bijeen, zodat ze net genoeg mannen hebben om de sabbath te vieren.
Hilde Janssen
Algemeen Dagblad - februari 2008
|
|