Logo

Bahasa  English     
     

TROOSTMEISJES







Portrettenze

Paini
Paini 1930, Semarang, Midden-Java
Paini verrichtte vanaf haar dertiende dwangarbeid in een lokale kazerne. Ze moest samen met een groep militairen voedsel verzamelen, loopgraven delven en in de keuken werken. ’s Avonds na het werk werd ze meegenomen naar de kazerne en veelvuldig verkracht.

De man met wie voor de oorlog een huwelijk voor Paini gearrangeerd was, wilde erna niets meer met haar te maken hebben. Haar tweede gearrangeerde huwelijk, strandde na vijf maanden. Met haar derde man stichtte ze een gezin. ‘Ik heb hem verteld dat ik “gebruikt” was, maar hij vond me toch leuk. We konden samen erg genieten. Daarom heb ik nu veel kinderen en kleinkinderen.’
   
Domingas
Dominggas 1928, Babar, Zuid-Molukken
Een wraakactie van de Japanners op 5 oktober 1944 in het dorp Emplawas eindigde in een massaslachting. Zo’n achthonderd dorpelingen werden vermoord, onder wie Dominggas’ ouders en vier jongere broers en zusjes. Zijzelf werd samen met twaalf dorpsgenoten meegenomen als oorlogsbuit en als zestienjarig meisje bijna een jaar lang tot prostitutie gedwongen in een kazernebordeel. ‘Ze noemden me Mikori. Overdag moesten we maïs stampen en praatten we over wie mogelijk nog leefde. ’s Avonds in de kamer werd ik gedwongen, ik wilde niet. Het was steeds dezelfde Japanner.’ Na de Japanse overgave ging ze terug naar de kampong en werd opgenomen door een oom. Later trouwde ze. Dominggas verloor haar eerste kind kort na de geboorte en raakte nooit meer zwanger. Ze adopteerde twee kinderen en heeft nu tien kleinkinderen en een paar achterkleinkinderen.
   
Icih
Icih 1926, Sukabumi, West-Java
Nadat haar man was doodgeschoten werd Icih in een Japanse kazerne opgesloten en drie jaar lang verkracht en mishandeld door een kazernecommandant en een andere militair. In het begin mocht ze onder bewaking rondlopen, later werd ze opgesloten. Ze werd geslagen en kreeg als straf vaak geen eten. Aan het eind van de oorlog ging ze ziek naar huis. ‘Mijn moeder gebruikte traditionele kruiden om mijn wonden te helen, wreef mij in met fijngestampte bladeren en masseerde mijn lichaam. Ik kon niet meer lopen, niet eens meer mijn naam uitspreken.’ Acht jaar later hertrouwde Icih. ‘Mijn man wist dat ik door de Japanners was gepakt, maar vond het niet erg.’ Het huwelijk eindigde na een paar jaar, net zoals haar volgende tien huwelijken. Kinderen heeft ze nooit kunnen krijgen. De verkrachtingen blijven haar achtervolgen. ‘Het deed zo’n pijn, het was alsof de hemel op de aarde stortte. Mijn lichaam kan het niet vergeten.’
   
Emah
Emah 1926, Kuningan, West-Java
Emah werd van huis weggehaald en drie jaar lang tot prostitutie gedwongen in verschillende kazernebordelen in Cimahi. Ze kreeg de Japanse naam Miyako en moest elke dag zeker tien mannen bedienen: gewone soldaten en officieren. In het kantoortje waar de militairen betaalden, lagen foto’s van de meisjes die ze konden kiezen. ‘Iedereen wilde mij. Ze bleven maar komen, de een na de ander.’ Ze verfoeide haar schoonheid. ‘Ik was zo graag lelijk geweest, want de lelijke meisjes stuurden ze weg. De mooie moesten blijven.’ Ze bleef in het bordeel tot het einde van de oorlog. Bij thuiskomst bleken haar ouders te zijn gestorven van verdriet. Ze trouwde met een oudere man van Javaanse adel. ‘Toen hij vier jaar later stierf, ben ik nooit meer hertrouwd, ook al had ik nog veel aanbidders.’ Ze heeft nooit kinderen kunnen krijgen en adopteerde twee kinderen van haar broer. Ze verdiende tot op hoge leeftijd de kost met medicinale massages.
   
Wainem
Wainem 1925, Karang Anyar, Midden-Java
Wainem werd weggehaald van huis en tot prostitutie gedwongen, eerst een jaar in Solo en vervolgens in Yogyakarta. Ze moest overdag in een loods met andere vrouwen matten vlechten en eten koken. Ze werden soms ter plekke verkracht, maar meestal door soldaten meegenomen naar hun kamer op het kazerneterrein. ‘Een Indonesische dokter onderzocht elke week of we zwanger waren, terwijl een Japanner toekeek. Ik ben toen nooit in verwachting geraakt.’ Na de oorlog liep ze samen met een groep vrouwen zo’n honderd kilometer naar huis. ‘Onze mensen hebben de Japanners verjaagd met bamboesperen. Ze pikten alles in: onze rijst, ons geld, ons goud. Als ’s avonds he luchtalarm ging en wij ons verstopten, gingen de Japanners onze huizen in en haalden ze leeg.’ Ze wil liever niet meer herinnerd worden aan wat er in die loods gebeurde. ‘Dat is al zolang geleden. Mijn zoon, die toen nog niet geboren was, heeft nu al kleinkinderen.’
   
Niyem
Niyem 1933,Yogyakarta, Midden-Java
Als kind van tien werd Niyem tijdens het spelen ontvoerd en in een vrachtauto vol vrouwen naar een militair tentenkamp in West-Java gebracht. Bij aankomst werden de knapste vrouwen door officiers als bijzit in hun woningen vastgezet. Niyem deelde met twee andere meisjes een klein tentje, waar soldaten hen in het bijzijn van anderen verkrachtten.‘Ik was nog zo klein, mijn lijf was binnen twee maanden helemaal kapot. Ik was maar een speeltje, als mens betekende ik niks.’ Na twee maanden wist Niyem te ontsnappen. ‘Ik durfde thuis niemand te vertellen dat ik verkracht was, ik wilde mijn ouders geen pijn doen. Maar mensen scholden me toch uit voor “Japans afdankertje”. Ze vermoedden ze wat er gebeurd was. Dat deed heel erg pijn.’ Ze trouwde op latere leeftijd, met een oude weduwnaar. Ze is zeer dankbaar dat ze toch nog aan de man kwam en vijf kinderen heeft gekregen: ‘Zonder kinderen heb je geen geschiedenis.’



top